Overdenking 6e lijdenszondag = Johannes 7:37 - 14:26 - 16:13  

Water
Water is zéér belangrijk voor ieder mens. Zonder water sterven wij en worden vuil. In ons land is het ondenkbaar geen water te hebben. Wij hoeven geen dorst te lijden en kunnen ons altijd wassen.
Kort voordat de Here Jezus ging lijden en sterven was Hij van plan om naar het Loofhuttenfeest te gaan. Hij werd gewaarschuwd dit niet te doen, het zou voor Hem te gevaarlijk zijn. Toch ging Hij en begaf Zich onder de feestvierende menigte. Al snel werd Hij herkend. Men ging een eindeloze discussie met Hem aan over het feit wie Hij wel meende te zijn. Ze wilden Hem arresteren. De één beweerde dat Hij een profeet zou zijn, de ander de Christus. Zo kregen ze ruzie over Hem (Johannes 7). Hij zag dat dit ten diepste voortkwam uit hun ongeloof. Hij zag óók dat zij geen ‘leven’ hadden. Ze waren daar heel ijverig, zoals het hoorde, om feest te vieren, maar dorstten zij ook naar de God van het feest? (Psalm 42:2,3). Hij, de Zoon van God in eigen Persoon was gekomen om die dorst te lessen, en dát konden/wilden ze nu juist niet geloven! Op een gegeven moment moest Hij het uitroepen: ‘Zo iemand dorst heeft, kome tot Míj en drinke’. Wellicht was er juist een ceremonie aan de gang en liep op dat moment de hogepriester over het tempelplein met een kruik water op zijn schouder.
Een paar hoofdstukken verder (Johannes 13:1-15) nam Jezus vóór de Paasmaaltijd Zelf een schaal en goot er water in. Een slaaf, die dit werk behoorde te doen, was nergens te bekennen, of toch wel? Hij ontdeed Zich van Zijn mooie bovenkleed en knielde voor Zijn volgelingen neer om -jawel-, hun bezoedelde voeten te reinigen. Het werd Petrus te machtig, hij wilde dit niet. En wij? Hebben wij Hém nodig om onze dorst naar God te lessen? Hebben wij op onze weg met de Here Jezus, het reinigende werk van de Heilige Geest nodig? Dan alleen zal de Geest vanuit ons binnenste overstromen, tot zegen om ons heen.
Heer! Ik hoor van rijke zegen, die Gij uitstort, keer op keer. Laat ook van die milde regen, dropp’len vallen op mij neer. Ook op mij, ook op mij. (Johannes de Heer 132).
Submit to FacebookSubmit to Google PlusSubmit to TwitterSubmit to LinkedIn